Kunstmatig voedsel III: Cellulaire Agricultuur

Nederlandse overheid investeert 60 miljoen in ‘ecosysteem’ voor laboratoriumvlees

Nederland wil ‘gidsland’ worden van innovatie rondom het ontwikkelen van ‘cellulaire landbouw’ – deze produceert zogenaamd diervriendelijke vlees- en melkproducten die niet van de boerderij komen, maar in batches groeien in laboratoria. Om dit te bewerkstelligen kende het Nationaal Groeifonds een investering van 60 miljoen euro toe aan Stichting Cellulaire Agricultuur Nederland voor het ontwikkelen van een ‘ecosysteem’ dat economische groei rondom cellulaire landbouwactiviteiten dient te stimuleren. Om tot werkelijk grootschalige productie te komen zullen nogal wat obstakels overwonnen moeten worden.

Volgens voorstanders biedt cellulaire landbouw – een hyper-technologische manier om substanties te kweken die op vlees- en melkproducten lijken – veel voordelen: het zou goed zijn voor het klimaat en biodiversiteit, het zorgt voor minder afval, er is minder land en water nodig dan bij traditionele veeteelt, het is diervriendelijker en het is hygiënischer dan echt vlees, waardoor er minder risico is op infectieziekten die door dieren worden overgedragen. Het ‘vlees’ wordt gekweekt uit dierlijke stamcellen, die door middel van pijnloze biopten worden afgenomen, aldus de Stichting Cellulaire Agricultuur.

Ondanks brede interesse staat de ontwikkeling van laboratoriumvlees nog in de kinderschoenen. Om de gang naar de markt te versnellen is onder leiding van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in 2021 een consortium opgericht, de Stichting Cellulaire Agricultuur Nederland. Bij het consortium zijn de Universiteit van Wageningen en de Technische Universiteit Delft aangesloten, samen met drie startups, het voedselconcern Nutreco, chemie- en biotech gigant DSM, twee innovatie platforms en drie duurzaamheidsorganisaties. Het consortium ontwikkelde een groeiplan om “de Nederlandse cellulaire landbouw verder te ontwikkelen, en de transitie van traditionele dierlijke landbouw naar cellulaire landbouw te faciliteren, versnellen en commercialiseren”. Het plan wordt ondersteund door veertig niet nader benoemde bedrijven en instituties.

Het groeiplan heeft vijf speerpunten: het ontwikkelen van onderwijsprogramma’s die zorgen voor gekwalificeerd personeel, het stimuleren van onderzoek voor het genereren van publieke kennis en technologie die productie voor de markt mogelijk gaan maken, opschalingsfaciliteiten die de transitie van concept in een laboratorium naar industriële productie ondersteunen, het ontwikkelen van maatschappelijk draagvlak en het creëren van condities die vestiging van startups aantrekkelijk maken. Tezamen zou dit moeten bijdragen aan een ecosysteem of waardeketen waarin “start-ups, investeerders en industriële partijken elkaar weten te vinden, en waarin innovatie wordt gestimuleerd en gefaciliteerd”. Ook biedt de cellulaire landbouw “een kans voor boeren om hun activiteiten te diversifiëren”.

Het groeiplan werd ingediend bij het Nationale Groeifonds, dat namens het kabinet tussen 2021 en 2025 20 miljard euro investeert in projecten voor economische groei, onder andere op het gebied van duurzaamheid, landbouw, gezondheidszorg en maatregelen tegen klimaatverandering. Op het gebied van duurzame landbouw vraagt het groeifonds om voorstellen op het gebied van “Klimaatbestendige lokale productie in binnen- en buitenland, dus bestand tegen droogte, hitte en verzilting binnen en buiten Nederland”, en “Grootschalige teelt van alternatieve eiwitbronnen, zoals vlinderbloemige gewassen in Nederland, vanwege het vastleggen van stikstof uit de lucht in de bodem en als alternatieve eiwitbron. Bij het ontwikkelen van alternatieve eiwitbronnen kan men ook denken aan plant-vrije productiemethoden door bijvoorbeeld molecular farming en synthetische biologie”. Het consortium vroeg om een bijdrage van 382,4 miljoen, waarvan op 14 april 60 miljoen is toegekend. In haar beoordeling merkt het Groeifonds op dat er nog “wel onzekerheden zijn over de maatschappelijke haken en ogen van de transitie naar cellulaire agricultuur zoals de betaalbaarheid van het uiteindelijke product, de acceptatie door de consument en het garanderen van de voedselveiligheid”.

Die haken en ogen zijn niet gering. Naar aanleiding van jubelrapporten over de potentie van cellulaire landbouw interviewde de journalist Joe Fassler van de Amerikaanse onderzoekspublicatie ‘The Counter’ verschillende experts op het gebied van biotech productie. Want, het creëren van celculturen valt binnen het domein van de biotech sector, en niet onder traditionele landbouw. In het artikel ‘Lab-grown meat is supposed to be inevitable. The science tells a different story’, citeert Fassler een onderzoek van TU Delft: een pond (0.45 kg) labvlees kost momenteel $10.000 dollar . Om productie voor de markt voor 2030 kosteneffectief te maken moeten de kosten met een factor van 4000 dalen. Het opkweken van vlees dient te gebeuren onder extreem gecontroleerde omstandigheden, in zogenaamde aseptische ‘cleanrooms’, vergelijkbaar met productieomstandigheden voor biotech medicijnen. Een lagere standaard zal voor contaminaties zorgen die de hele batch kunnen verpesten. De hogere standaard impliceert hogere kosten en strenge vereisten voor kwaliteitsmanagement.

Daarnaast zal opschalen voor bijkomende problemen zorgen. Een grootschalige productiefaciliteit moet minimaal 6,8 miljoen kilo per jaar kunnen produceren. Dat vereist bioreactoren die ten minste 200.000 liter kunnen verwerken. Volgens de chemisch ingenieur Neil Renninger lopen de plannen hier tegen praktische limieten aan: “er is een reden waarom de grootste reactoren in de biopharma sector die dierlijke celculturen verwerken maximaal 25.000 liter zijn. Met grotere inhoud raakt vat te snel gecontamineerd”.  Een andere chemisch ingenieur, David Humbird, merkt op: “Je kunt een grote faciliteit opzetten, of een schone. Dus als je miljoenen mensen wil voeden, dan heb je een grote productiefaciliteit nodig. Maar al je werkt met dierlijke celculturen moet de omgeving schoon zijn. Maar het een sluit het ander uit, het gaat niet samen”.

Bovendien zijn er kanttekeningen bij hoe diervriendelijk labvlees is. Bij de huidige productiemethoden wordt ‘foetaal runderserum’ (foetal bovine serum) gebruikt, dit is bloed dat wordt afgenomen van een levende kalfsfoetus. Het artikel ‘ The Gruesome Truth About Lab-Grown Meat’ in het online magazine Slate geeft een grafische beschrijving van het proces: “Nadat de zwangere moederkoe wordt geslacht wordt de foetus verwijderd en naar een bloedverzamelkamer gebracht. Bij de foetus, die in leven wordt gehouden om de kwaliteit van het bloed te garanderen, wordt een naald in het hart ingebracht. Het bloed wordt afgenomen tot de foetus sterft, het proces duurt ongeveer vijf minuten”. Het is moeilijk voor te stellen hoe dit als diervriendelijk verkocht kan worden. De enige op de markt beschikbare labvleesburger, die in Singapore verkocht wordt, bestaat voor 20% uit foetaal runderserum.

De Stichting Cellulaire Agricultuur Nederland meldt dat door een recente innovatie het mogelijk is om de celcultuur uit een diervrij medium te groeien. Er zijn nog steeds stamcellen nodig voor de kweek, op basis van de informatie op de site is het is niet duidelijk waar deze cellijnen vandaan komen. Voor een werkbare cellijn zijn levende cellen nodig. Maar zijn de alternatieve processen echte verbeteringen? Laboratorium melk wordt geproduceerd door middel van ‘precisiefermentatie’ – het proces is vergelijkbaar met hoe genetisch gemanipuleerde gisten insuline produceren voor de farmaceutische industrie. De wetenschapper Michael Hansen, Phd, die voor de Amerikaanse consumentenorganisatie ‘Consumer Reports’ werkt, is kritisch over de ontwikkelingen: “De bedrijven hebben het over ‘synthetische biologie’ of ‘fermentatie technologie’, maar dit gaat om genetisch gemanipuleerd voedsel. Er worden termen gebruikt die mensen niet snappen, zodat ze zich niet realiseren dat ze eigenlijk gmo’s eten”.

Met de voorgenomen transitie naar laboratorium melk en vlees zou klimaatverandering bestreden worden. Echter, voor deze high-tech productie is veel energie nodig. Het ‘Science Focus Magazine’ van de BBC schrijft: “het is onduidelijk wat milieu impact zal zijn totdat er daadwerkelijke massaproductiecapaciteit is. Er zijn op dit moment nog te veel onzekerheden om een betrouwbare inschatting te maken. Een onderzoek van de Universiteit van Oxford waarschuwde dat de energie die nodig is voor het produceren van gecultiveerd vlees voor meer CO2 uitstoot zou kunnen zorgen dan traditionele landbouw”.

Laboratorium gekweekte vlees- en melkproducten zijn nog niet in de supermarkt verkrijgbaar. Voor toelating op de markt moeten ze de ‘European Novel Foods’ procedure doorlopen.

Bronnen

https://en.cellulaireagricultuur.nl/press

https://www.sciencefocus.com/science/what-is-lab-grown-meat-a-scientist-explains-the-taste-production-and-safety-of-artificial-foods/

https://slate.com/technology/2017/07/the-gruesome-truth-about-lab-grown-meat.html

https://www.lifesitenews.com/opinion/globalists-want-you-to-eat-climate-friendly-meat-yet-hide-unpleasant-truths-about-the-product/

LEES OOK

CONTACT

Elze van Hamelen
Sustainable solutions

info[@]vanhamelen.eu